Een nieuwe studie toont voor het eerst aan dat lage en hoge trainingsintensiteiten de hersenfunctie op verschillende manieren beïnvloeden. Oefeningen met lage intensiteit activeren hersennetwerken die betrokken zijn bij cognitiecontrole en aandacht, terwijl oefeningen met hoge intensiteit voornamelijk netwerken activeren die betrokken zijn bij affectieve, emotionele processen. De resultaten verschijnen in een speciale uitgave van Brain Plasticity.
Vijfentwintig mannelijke atleten deden een loopbandentest. Op afzonderlijke dagen voerden ze gedurende 30 minuten oefeningen met lage en hoge intensiteit uit. Voor en na het sporten werd functionele magnetische resonantie beeldvorming (Rs-fMRI), een niet-invasieve techniek die onderzoek naar hersenconnectiviteit mogelijk maakt, gebruikt om de functionele connectiviteit van verschillende hersengebieden te onderzoeken die gekoppeld zijn aan specifieke gedragsprocessen. Deelnemers vulden ook een vragenlijst in om de positieve en negatieve stemming voor en na de oefening te meten.BPL5-1_PR2_image (1)
De gedragsgegevens vertoonden een significante toename in positieve stemming na beide trainingsintensiteiten en geen significante verandering in negatieve stemming. De resultaten van de Rs-fMRI-testen toonden aan dat trainen met lage intensiteit leidde tot verhoogde functionele connectiviteit in netwerken die verband hielden met cognitieve verwerking en aandacht. Oefening met hoge intensiteit daarentegen leidde tot verhoogde functionele connectiviteit in netwerken met betrekking tot affectieve, emotionele processen. Oefening met hoge intensiteit leidde ook tot een verminderde functionele connectiviteit in netwerken geassocieerd met motorische functie.
Bron: Gezondheidszorgportaal.nl