Ga naar de inhoud

Sporten tegen depressie en angst

Hardlopen bij de psycholoog: is het effectief?

Sporten als onderdeel van de behandeling van uiteenlopende psychische problematiek is in opkomst. Hardlopen, fietsen en het al dan niet dragen van een FitBit om deze sportieve prestaties te monitoren, zijn voorbeelden van toepassingen. Maar zijn sportsessies alleen een aanvulling of kunnen ze zelfs effectief zijn als ‘stand-alone’ behandeling? En ook niet onbelangrijk: op welk moment implementeer je bijvoorbeeld een hardloopschema in het behandelproces?

Deze vragen en meer werden behandeld tijdens het symposium ‘Sporten tegen depressie en angst op vrijdag 3 november, als onderdeel van het jaarlijkse VGCt-najaarscongres 2022.

Auteur: Maria Bekendam

Fysieke activiteiten zoals hardlopen hebben verschillende voordelen in de context van behandeling van psychologische problemen, zo blijkt uit onderzoek: weinig tot geen bijwerkingen, sociale integratie, makkelijke implementatie, lage kosten en een verbeterde lichamelijke gezondheid. Zogenaamde runningtherapie als toevoeging aan de gebruikelijke behandeling blijkt dan ook effectief bij depressie en in toenemende mate bij angstklachten.

Josine Verhoeven en collega’s (Amsterdam UMC) gingen een stapje verder door de effectiviteit van runningtherapie als ‘stand-alone’ therapie te vergelijken met antidepressiva bij angstklachten. 141 deelnemers met angstklachten werden verdeeld over ofwel een runningtherapie-interventie (drie keer wekelijks 45 minuten hardlopen voor zestien weken) ofwel een behandeling met antidepressiva (dagelijks tien mg escitalopram). Wat bleek? Na zestien weken waren beide behandelingen vergelijkbaar effectief in het verminderen van angstklachten. Bij antidepressiva ging deze daling sneller maar traden vaker complicaties op dan bij de runningtherapie, zoals bijwerkingen van de medicatie. Verhoeven en collega’s adviseren voor runningtherapie in de dagelijkse praktijk realistische trainingsprogramma’s op te stellen met voldoende tussentijdse feedback om de therapietrouw in zogenaamde exercise interventies te bevorderen.

Trauma sportief verwerken

Ook voor traumabehandelingen is het effect van toegevoegde sportsessies onderzocht, dit keer op de mate van PTSS-symptomen. Eline Voorendonk en collega’s (Radboud Universiteit) verdeelden 120 deelnemers met een PTSS-diagnose over ofwel een inactieve conditie waarin ze naast een combinatie van exposure, EMDR en psycho-educatie creatieve activiteiten ondernamen zoals schilderen en tekenen; ofwel een actieve conditie met als toevoeging dagelijkse fysieke inspanning zoals aerobicsoefeningen. Ook in deze studie bleek: in beide behandelingen namen de PTSS-symptomen af en was er geen verschil tussen de interventies in effectiviteit. Voorendonk en collega’s noemen een ‘plafondeffect’ als mogelijke verklaring voor de bevindingen; de sportsessies voegen wellicht niet veel toe omdat de behandelingen met bijvoorbeeld EMDR en exposure al effectief zijn.

Exposure booster

Ondanks de effectiviteit van exposure bij trauma zijn er wel degelijk manieren om de effecten te ‘boosten’, aldus Agnes van Minnen en collega’s van de Radboud Universiteit. Zij verwachtten dat sporten in combinatie met exposure kan helpen het leervermogen te versterken dat optreedt bij extinctieleren. Uit eerder onderzoek met militairen kwam echter naar voren dat sportsessies tijdens de exposure (luisterend naar een opname van eerdere exposuresessies) geen meerwaarde hadden voor de mate van PTSS-symptomen na behandeling. Daarom vergeleken Van Minnen en collega’s twee groepen met elkaar waarbij de ene groep een sportsessie deed voorafgaand aan een exposuresessie voor een traumatische herinnering en de andere groep na afloop van een exposuresessie. Wat waren de bevindingen? Emotieregulatieproblemen gerelateerd aan de traumatische herinnering namen af, ongeacht in welke groep de deelnemers zaten. De stress en levendigheid van de traumatische herinnering namen in beide groepen ook significant af, maar in grotere mate wanneer de sportsessie na afloop van de exposuresessie werd gedaan. Als je met toegevoegde sportsessies het meeste uit exposure wil halen, is de timing dus van belang.

Tips en tops

Het opnemen van sportsessies in de behandeling kan dus toegevoegde waarde hebben, maar in de praktijk ervaren zowel patiënten als behandelaren barrières in de implementatie. Michele Schmitter (promovenda ProPersona en Radboud Universiteit) en collega’s wilden deze barrières in kaart brengen. Acht interviews werden gehouden met patiënten die meededen aan het onderzoek ‘Sporten versterkt’, waarbij de gebruikelijke behandeling voor depressie werd aangevuld met wekelijkse sportsessies. Met behandelaren werden zes interviews en twee focusgroepen gehouden.

Een beperkt sportaanbod, weinig sportmomenten op locatie, extra reistijd en een gebrek aan motivatie om drie keer per week te sporten waren factoren die voor hen een barrière konden vormen om de behandeling af te maken. De behandelaren op hun beurt noemden een hoge werkdruk, veel zaken waaraan gedacht moet worden en te weinig afstemming tussen collega-behandelaren als redenen die hen belemmeren in het geven van de gecombineerde behandelingen. Schmitter adviseert dan ook om te investeren in psychomotorisch therapeuten om sportsessies te begeleiden als onderdeel van de behandeling. Ook raadt ze aan om nieuwe behandelaren mee te laten sporten en patiënten te stimuleren om ook gedurende reguliere behandeling te blijven sporten.

Bron: Kennisnet VGCT