Sport en bewegen zijn essentieel voor ons welzijn, maar hun waarde is moeilijk te meten en zichtbaar te maken. Dit vormt een uitdaging voor sportorganisaties, beleidsmakers, wetenschappers en stakeholders die willen leren hoe ze de waarde van sport en bewegen kunnen vergroten en afwegingen moeten maken voor de inzet van (publieke) middelen.
Uit onderzoek van de HAN blijkt nu dat elk uur sporten per week gemiddeld zorgt voor een toename van 0,02 punt op een schaal van 0-10 in levenstevredenheid.
Dat lijkt heel weinig, maar een maandelijkse inkomensstijging van €245,- zou dezelfde winst qua gevoel van welzijn opleveren. Daarnaast blijkt dat het effect van sport op welzijn drie keer zo groot is voor Nederlanders die kampen met neerslachtigheid en ernstige eenzaamheid. Aan deze bevindingen is een waardering gegeven om het tastbaar te maken en vergelijkbaar te maken met andere waarden.
De Brede Welvaart benadering erkent dat welzijn niet alleen wordt bepaald door economische factoren, maar ook door sociale en mentale aspecten. De Wellbeing Valuation Approach (WVA) is een techniek die het welzijn van individuen onderzoekt en in welke mate sport en bewegen hieraan bijdragen. Deze bijdrage kan parallellen tonen met de invloed van inkomen op ons welzijn. Als de impact van sport en bewegen eenmaal bekend is, kan ook worden afgeleid hoeveel inkomen er tegenover zou moeten staan om op hetzelfde niveau van welzijn uit te komen zonder sport en bewegen. En dat helpt de maatschappelijke waarde van sport en bewegen inzichtelijk te maken.
Dit rapport van de HAN verkent de verschillen tussen bevolkingsgroepen en contexten waarin sport het meest bijdraagt aan de samenleving. Dit rapport definieert ‘welzijn’ als een breed concept dat fysieke, psychologische en sociale aspecten omvat.
Literatuurverwijzing: Schoemaker, J., Boer, W.I.J. de, Kokolakakis, T., Davies, L., HAN University of Applied Sciences, Manchester Metropolitan University, & Sheffield Hallam University, Sport Industry Research Centre (2024). Waarde van sport voor ons welzijn. Nijmegen: HAN University of Applied Sciences.
Lees ook de artikelen over dit onderzoek op